Dōjō 道場

In de dōjō beoefent men de krijgstechnieken en strategie van de school, traint men de geest en realiseert men de deugden: oprechtheid, nederigheid, hoffelijkheid, compassie, respect en rechtvaardigheid.

De ruimte waarin getraind wordt heeft vaak eenzelfde indeling. Afhankelijk van de regels van de school of de beschikbaarheid van de ruimte wordt hiervan afgeweken.

dōjō layout

    1. Kamiza 上座 is de “hoge zitting” ook wel de hoge zijde van de dōjō.
      1. Deze plek is het verst van de deur en daardoor het meest comfortabel: Warm in de winter en (in de Edo periode) het verst van de ongewenste gasten die de dōjō zouden willen binnendringen.
    2. Shimoza 下座 is de “lage zitting” ook wel de lage zijde van de dōjō.
      1. De leerlingen zitten op volgorde van senioriteit meest senior rechts en de nieuwste leerling links.
      2. Als er veel leerlingen zijn worden er soms meerdere rijen gemaakt (van rechtsvoor naar linksachter)
      3. Sommige dōjō stellen van uiterst rechts op en als de rij vol is naar de volgende rij. Bij Kochōkai stellen we symetrisch op ten opzichte van de sensei en wanneer er meerdere rijen nodig zouden zijn, Worden de rijen opgedeeld in meerdere rijen van gelijke aantallen leerlingen.
    3. Joseki 上席 is de plek waar in sommige dōjō de assistenten of de mede leraren zitten
    4. Shimoseki 下席 is de plaats waar in veel gevallen het dichtste  bij de deur is.
    5. De deur: vroeger was het niet ongebruikelijk dat een dōjō en zijn hoofdinstructeur werden uitgedaagd door bezoekende krijgers. Deze bezoeker moest vaak eerst met de leerlingen en daarna de instructeurs duelleren voordat deze bij de hoofdinstructeur “kwam”.
    6. De kamiza wordt vaak gekenmerkt door een of meerdere van de volgende elementen:
      1. Tokonoma 床の間 soms alleen toko 床 (een verdieping, een nis) waarin de belangrijke elementen te vinden zijn
      2. Bloemen, bij voorkeur seizoensgebonden en geschikt
      3. Kakejiku 掛軸 soms alleen jiku 軸 (een rolschildering) met een thema voor de dōjō of de gelegenheid. Wanneer er op de rolschildering de regels van de school geschreven zijn heet dit: dōjō kun 道場訓
      4. Yōroi 鎧 (harnas) of kazari-tachi 飾太刀 (gedecoreerd zwaard)
      5. Katanakake 刀掛け (zwaardstandaard voor de wapens van de leraar)
      6. Kamidana 神棚 (letterlijk god(en)-kast). Wanneer een dōjō een kamidana heeft kan er in de kairei “shinsen in rei” gezegd worden in plaats van “shomen ni rei”

Naast een fysieke ruimte wordt de dōjō ook beschouwd als een gemeenschap overeenkomstig met de vroegere vorm van kleine gemeenschappen in een hierarchische samenleving.

Vaak is er (zelfs in dōjō buiten Japan) een bepaalde saamhorigheid. Seniors in de groep zorgen voor de nieuwelingen; junioren ontlasten de senioren van bepaalde taken en iedereen draagt bij aan gemeenschappelijke taken.

Wellicht tegenstrijdig met het westerse idee van politieke structuren, in de dōjō is er geen sprake van democratie. Leerlingen zijn vrij om zich bij een dōjō aan te sluiten (als ze aan de voorwaarden van deze dōjō voldoen) en zeker vrij om weg te gaan als het ze niet bevalt, maar in de dōjō gelden de regels van de instructeur(s) en discussie over deze regels is niet mogelijk.

Binnen Kochōkai is de sfeer gemoedelijk en open. Er wordt verwacht dat de leerlingen een goed gevoel voor de sociale posities in de dōjō hebben of deze tijdens hun training ontwikkelen, zonder dat de posities van autoriteit worden bevestigd.

Meer informatie:

  • Lowry, Dave (2006). In the dōjō, a guide to rituals and etiquette of the japanese martial arts.
  • Ōtake, Risuke (2007). Katori Shinto-ryu: Warrior Tradition, Koryu Books. ISBN 978-1-890536-20-6

Disclaimer:
Dit artikel is onderdeel van een serie theorie-lessen. De bedoeling van deze artikelen is een achtergrond te verschaffen voor de budo-leerlingen van Kochōkai. Vanwege het introducerende karakter van deze artikelen, is er jammergenoeg geen ruimte om dieper in te gaan op elk onderwerp.