Dharmapad van boog, speer en zwaard

Vanavond val ik in voor André. Mijn achtergrond is Japanse zen en Japanse budo en in Japan is het gebruikelijk om vooraf een aisatsu 挨拶 (zelf-introductie) te doen.

Mijn naam is Arjan Tervoort en toen ik 8 jaar oud was begon ik, zoals zoveel jongens, met judo. Ik ben echter sinds die eerste keer op de mat, niet meer opgehouden met de beoefening van Japanse krijgskunsten. Toen ik 11 jaar oud was kwam ik via een school voor ninpo bujutsu (krijgskunst) voor het eerst in contact met klassieke Japanse wapens en met meditatie. Ik heb zo’n 10 jaar bij deze school in meditatie en krijgskunsten getraind.

Toen ik 16 was begon ik met Zen meditatie in de Tiltenberg en toen ik 20 was begon ik met de klassieke wapenschool van de Katori Shintō ryū voor zwaard, staf, hellebaard en speer. Verder startte ik met aikidō 合気道 (ongewapende kunst) en kyūdō 弓道 (japans boogschieten). Tegenwoordig geef ik les in drie (klassieke) wapenscholen, studeer ik chadō 茶道 (theeceremonie), aikidō en kyudō en kom ik hier voor Zazen.

Vanavond wil ik het hebben over…

het Dharma-pad van boog, speer en zwaard

…en ingaan op de historische link tussen zen en de krijgers-kaste van Japan, prominente historische figuren die deze link belichaamden en redenen waarom zen en budō 武道 (Japanse krijgskunsten) zo goed samengingen.

Volgens de legende bracht Daruma 達磨 (Bodhidarma) Boeddhisme van India naar China en werd daar de eerste Zen patriarch. Deel van de legende is dat hij aan de monniken van de Shaolin tempel, niet alleen Boeddhisme, maar ook lichamelijke oefeningen en zelfs krijgskunsten leerde.

Nu is deze legende waarschijnlijk niet waar en mogelijk heeft Bodhidarma zelfs nooit bestaan, maar het belangrijke van deze legende is dat er al sinds het begin van Zen een link wordt toegeschreven met de krijgskunsten.

Chinese krijgskunsten bevinden zich grotendeels buiten mijn kennisgebied, dus ik wil graag een paar eeuwen vooruitspoelen naar de 13de eeuw, waar de monnik Eisai Zen introduceert in Japan.

Zen is op dat moment niet de eerste vorm van Boeddhisme in Japan. De Tendai 天台, Shingon 真言 en Jodō 浄土 school waren al goed vertegenwoordigd in Kyōto. Er bleek daar weinig ruimte voor Zen om zich te vestigen en Eisai kreeg meer ondersteuning in de stad Kamakura waar de Hōjō-clan 北条 (een invloedrijke krijgersfamilie) de Zen van Eisai ondersteunde. Deze clan hielp de eerste shōgun 将軍 (opperbevelhebber) van Japan de macht te grijpen en Japan grotendeels te verenigen onder zijn regering.

Vanaf de vestiging van Zen in Japan stond deze onder de bescherming van de krijgers-kaste: de samurai en hun leider: de shōgun. Om te kijken waarom Zen de voorkeur had van deze krijgers, zou ik graag de geschiedenis van Zen in Japan even opdelen in twee delen:

  • 13e eeuw tot begin 17e eeuw (een periode die gekenmerkt wordt door strijd en oorlog) de Kamakura, Muromachi, Sengoku-periode
  • 17e eeuw tot eind 19e eeuw (een periode van relatieve rust en vrede in Japan) de Edo-periode

In beide periodes waren het de samurai en de shogun die de politieke macht hadden. De keizer had slechts een symbolische functie. Het was de militaire-klasse die de scepter zwaaide.

De eerste periode was er één van veel veldslagen en geweld. Verschilde landheren vochten voor bezit, land en macht. Deze periode kwam tot een klimax in een periode van het midden van de 16e eeuw tot het begin van de 17e eeuw in een periode die Sengoku-jidai 戦国時代 (de ” Warring States” periode) wordt genoemd.

In al dit geweld stond de krijger dichtbij zijn eigen sterfelijkheid. Deze krijgers zochten daarom een methode om hun geest voor te bereiden op geweld, oorlog en dood. Één krijgskunst-meester beschrijft vier zaken die hiervoor overwonnen moeten worden:

  • Kyō 驚 (verrassing), schrik niet en wordt niet bevangen door verrassing
  • Ku 慮 (angst), laat de overrompeling van de vijand of angst tot falen zich niet meester van je geest maken
  • Gi 疑 (twijfel), aarzel niet en begeef je niet halfslachtig in praktijken
  • Waku 惑 (verwarring), laat je geest niet dwalen en wordt niet verward

Mooi advies natuurlijk, maar niet zo makkelijk te bereiken. Hiervoor zocht de krijger in Zen relevantie in het volgende:

Voor het eerste punt: verrassing, vind de krijger zijn oplossing in het zen concept van fudōshin 不動心 (onbewegelijke geest).

“Alert en bewust; de geest wordt niet beroerd door externe situaties.”

Voor het tweede punt: angst, de grootste van de vier, schrijft Yamamoto Tsunetomo 山本常朝 (nogal dramatisch naar mijn mening) het volgende:

“Meditation on inevitable death should be preformed daily. Every day when one’s body and mind are at peace, one should meditate upon being ripped apart by arrows, spears and swords… …And every day wihout fail one should consider himself as dead.”

Over het derde punt: twijfel, schrjift Taisen Deshimaru:

“When there is no obstruction of whateverkind, the swordsman’s movements are like flashes of lightening or like the mirror reflecting images”

 

” How does one choose the technique of attack? There is no choosing. It happens unconsciously, automatically, naturally. There can be no though, because ìf there is a thought there is a time-of-thought and that means a flaw.”

Over het laatste punt: verwarring, schrijft Yagyū Munenori het volgende:

“If you can clear from your mind those things you have learned, they too will become nothing; and when you preform the techniques of the various Ways, the techniques will become easily… When you preform an action you will be in harmony with what you have learned, without being aware of it.”

Dat de krijgers aangetrokken waren tot de voordelen die ze uit de leringen van Zen konden halen wil overigens niet zeggen dat de implementatie van Zen in de levens van deze krijgers zonder problemen ging.

De samoerai konden de klassieke Chinese teksten niet lezen en bezoekende Chinese leraren hadden een taaldrempel om subtiele concepten over te brengen. De Japanse Zen-leraren hadden verder ook niet de mogelijkheid om Chinese referenties te gebruiken in daisan of kōan-study.

Daarom werd er voor de krijger-klasse een systeem ontwikkeld dat aansloot bij de belevingswereld van de krijgers. Kōan zoals …

“het hanteren van een speer met lege handen”

… werden ontwikkeld en verzameld. Zo’n 300 krijgers-kōan voor een krijgers-Zen, dat ook wel Shikin-zen (in één moment Zen) werd genoemd.

Naast deze taalproblematiek was er echter ook een “voordeel” aan de beoefening van deze krijgers. Deze mannen hadden een groot gevoel voor urgentie in hun studie. De vraag over leven-en-dood was een zeer werkelijke vraag voor hen, ze hadden niet de luxe om jaren over hun studie te doen. Verder waren ze gewend om zich met ongekende overgave op hun pad te storten.

“Wat een krijger in een aantal dagen voor elkaar krijgt, kost een monnik meer dan honderd dagen” — Zenmeester Hakuin Ekaku (1686-1769)

Suzuki Shōsan schreef over het voordeel in Zen-studie voor samoerai van het moeten accepteren van de eigen sterfelijkheid.

“Now the life of a samurai is especially one in which life-death cannot be comprehended. And when one does not understand samsara (life-death), inevitably the Way is there.” –Samoerai en later zenmeester Suzuki Shōsan (1579-1655)

Een heer stuurde in die tijd zijn krijgers niet naar een Zen-meester om te studeren en satori (verlichting) te bereiken, maar om ze efficiënter te maken op het slagveld.

Zo was in grote lijnen de kennismaking tussen Zen en de krijgskunsten in deze roerige eeuwen. De relatie tussen Zen en de krijgskunsten neemt echter langzaam een andere vorm aan in de periode na deze oorlogen.

Toen in het begin van de 17e eeuw Tokugawa Ieyasu 徳川家康 Japan helemaal verenigde onder zijn bewind als shōgun, brak een tijd van relatieve vrede aan. Ondanks dat de wereld van dagelijkse veldslagen langzaam iets uit het verleden werd, bleven samoerai toch geïnteresseerd in Zen.

In deze periode ontstond een aantal scholen waarbij de nadruk van krijgstechnieken naar een krijgsweg: “budo” verschoof.

Deze “nieuwe budoscholen” richtten zich vaker op een enkel wapen (bijvoorbeeld zwaard) in tegenstelling tot de oudere sogobujutsu (complete systemen) die zich op alle slagveldwapens richtten.

Verder werd de beoefening van budō in sommige scholen niet slechts gezien als een methode tot zelfbehoud, maar ook tot zelfontwikkeling en zelfontplooing.

Samoerai kregen meer tijd om te studeren en Zen kreeg daarin een andere rol. Krijgskunsten als uiting van de Weg worden vaker beschreven en de parallelen tussen de geestelijke aspecten van de krijgskunsten en Zen worden benadrukt.

Tsuji Gettan, de oprichter van een zwaard-school waarin ik lesgeef, kreeg in1693 dharma-transmissie van Sekitan Ryouzen en schreef:

Ken zen ichi nyo 険禅一如 (zwaard en zen zijn één werkelijkheid)

Zeker niet alle samoerai en krijgsscholen hadden zo’n band met Zen, maar voor de overzichtelijkheid beperk ik me vanavond even tot hen die dat wel hadden.

Samoerai uit deze periode zagen hun krijgskunsten als onderdeel van hun leven en beschouwden hun kunst als uitdrukking van hun leven, meer dan alleen een middel om te overleven.

Er zijn beroemde beoefenaars geweest die tegenwoordig nog door Zen studenten en budō studenten worden gelezen.

Miyamoto Musashi, wellicht de bekendste zwaarvechter uit Japan, was beïnvloed in zijn denken door Zen. Hij schreef Gorinnosho 五輪書 (het boek van 5 ringen) waarin hij voornamelijk ingaat op de zwaardkunst, maar waarin de invloed van Zen ook duidelijk merkbaar is:

“In the void is virtue, and no evil. Wisdom has existence, principle has existence, the Way has existence, spirit is nothingness.”

Yagyu Munenori, zwaardmeester en politiek zwaargewicht in beschreef zijn leringen van “geen-zwaard” het volgende:

“These are practices for reaching a state of muga. If you are able to make them your own, they will disappear. This is the ultimate meaning of the Ways.”

Een derde prominente figuur die zowel de zwaardmeesters als de Zen-beoefenaar in vandaag de dag nog aanspreekt is Takuan Sōhō. Takuan was een Zen-priester en had geen krijgers-achtergrond, maar was wel adviseur voor onder andere de twee eerder genoemde mannen en schreef brieven met instructie voor zwaard aan Munenori.

“The mind is the foundation of all thoughts, so the mind is initial. The mind is prior. The very first thought is the initial act. Therefore it is the initiating initiative. This is the ultimate. The very first thought is the foundation of all acts.”

In die tijd was het gebruikelijk dat de beoefening van Zen, niet beperkt was tot shikentaza (alleen zitten) of kōan-studie. Het bouwen van een huis; het maken van een waaier; het onderhouden van gasten; het schrijven van poëzie; het zetten van thee; het schikken van bloemen en het beoefenen van de zwaardkunst werden als Zen-beoefening beschouwd.

Het was niet ongebruikelijk dat Zen-meesters deelnamen in de bovenstaande activiteiten en vice-versa dat deze beoefenaars Zen-adepten waren.

Naarmate het geweld afneemt en de tijd voor studie toeneemt lijkt de relatie van Zen tot budō te veranderen van een ondersteunende rol (om beter te presteren op het slagveld); naar een plek waarin de studie van budō en Zen samen beoefend worden en parallelen gelegd worden tussen de twee paden.

Nu een paar woorden tegen de romantisering van dit concept van budo en Zen die hand in hand gaan. Van elke krijgskunst-beoefenaar wordt verwacht dat hij/zij een bepaalde discipline bezit; zich/haar respectvol opstelt naar anderen; zich/haar eervol gedraagt en niet eigen belang voorop stelt.

Dit ideaal vindt oorsprong in bushidō 武士道, de morele-code van de samoerai. Een set met (vaak ongeschreven) regels over hoe een krijger geacht werd zich te gedragen en naar hoort te streven. Niet heel verschillend dan het concept van ridderlijkheid in het Europa wellicht.

Hoewel deze code sterk beïnvloed is door Zen (en wellicht voornamelijk het Taoïstisch beïnvloede deel van Zen) is er voornamelijk een link te vinden met neo-Confucianisme.

Als we willen vaststellen of de beoefening van boog, speer en zwaard werkelijk een Zen-pad zijn, moeten we ons eerst afvragen wat Zen is, wat Zen volgens ons in moet houden en of all die aspecten terug zijn te vinden.

Persoonlijk is dit voor mij een actueel vraagstuk, waarmee ik de afgelopen 2 jaar bezig ben geweest en waarschijnlijk nog lang mee bezig zal zijn.

In al die tijd dat ik krijgskunsten train zijn discipline, aandacht en werken met/aan je geest; overgave aan de techniek en de training altijd onderdeel van die trainingen geweest…maar daarentegen heeft geen van mijn leraren ooit gesproken over de vier edele waarheden of het achtvoudige pad.

De eerste van de geloften die men maakt in Jukai is om “het leven te eren, en geen leven te nemen”. Dit is misschien voor een moderne beoefenaar geen probleem, hij/zij traint immers niet om zijn/haar kunst ooit toe te passen.

Maar van zijn/haar krijgskunst-voorganger 200 jaar geleden, werd verwacht levens te nemen op het bevel van zijn heer. Inclusief zijn eigen leven als dat hem werd opgedragen.

Dus wat is Zen; en kunnen we krijgskunsten, poëzie, bloemschikken, theeceremonie en elke handeling door discipline gepolijst is, Zen noemen? Het is een onderwerp waarover ik met plezier uren zou kunnen praten, zonder tot een antwoord te komen.

Voor nu denk ik dat er in de krijgskunsten een mooie plek kan zijn voor Zen en dat Zen zich soms prachtig kan manifesteren in de (krijgs)kunsten.

Meer informatie:

  • Mann, Jeffrey K. When Buddhists Attack. The Curious Relationship between Zen and the Martial Arts. Tokio, Tuttle Publishing, 2012.

  • Mol, Serge. Invisible Armor. An Introduction to the Esoteric Dimension of Japan’s Classical Warrior Arts. Mol, Eibusha, 2008.
  • Turnbull, Stephen. The Samurai and the Sacred. Oxford, Osprey Publishing, 2006.
  • Miyamoto Mushashi (vert. Tokitsu, Kenji). Gorin no Sho (in: The Complete Book of Five Rings). Boston, Shambala 2010.
  • Takuan Soho (vert. Wilson, William Scott). The Unfettered Mind. Writings of the Zen Master to the Sword Master. Tokyo, Kodansha International Ltd., 1986.
  • Yagyu Munenori (vert. Wilson, William Scott). The Life-Giving Sword: The Secret Teachings From the House of the Shogun. Tokyo, Kodansha International Ltd., 2003.
  • Yamamoto Tsunetomo (vert. Wilson, William Scott). Hagakure: The Book of the Samurai. Tokyo, Kodansha International Ltd., 1979.