keiko 稽古 (trainingsvorm)
Elke kata begint op tōma (verre afstand) en wordt 2 maal uitgevoerd.
- Langzaam (kata-jidake) en opgedeeld in losse stappen (issoku buraki).
- Dynamisch met kiai (geconcentreerde energie) en kime (overtuiging).
Deze trainingsvorm lijkt op embu (demonstratie) in dat de vorm van de techniek centraal staat.
Wanneer de beoefenaar die uchidachi (senior zijde van de kata) uitvoert een senpai-kohai relatie heeft ten opzichte van de beoefenaar die de shidachi (junior zijde van de kata) uitvoert, kan uchidachi er voor kiezen oyo-waza toe te passen om shidachi te wijzen op eventuele fouten.
In dat geval kan deze kata uit de set nog een paar maal herhaald worden op het aangeven van de uchidachi.
bogu 防具 (beschermende kleding)
Bij deze trainingsvorm is er geen bogu benodigd, maar kunnen de beoefenaars uit praktische overwegingen wel hun tare (onderlijf bescherming) en do (borstbescherming) aanlaten.
De men (hoofdbescherming) en kote (hand en pols bescherming, gaan meestal uit, maar in mogen in bepaalde gevallen ook aanblijven.
sundome 寸留/ma-uchi 真打 (stop 3cm voor het doelwit/een oprecht aanval)
Alle laatste technieken van de kata eindigen sundome.
De slagen in de kata die geparreerd horen te worden, zijn ma-uchi, maar met enige reservering voor veiligheid van de partner.
jōken 条件 (voorwaarden)
Deze vorm van trainen is toegankelijk voor iedereen die de kata correct geinstrueerd heeft gekregen.
Verder mag deze vorm getraind worden tijdens de reguliere trainingen in Kochōkai.